De Dans van de Seizoenen
De Dans van de Seizoenen Bitterzoete koude overal Door merg en been, zonder genade, Een welkom van een nieuwe tijd, Een nieuwe omwenteling geboren. Maar als ik stop, Tijdens mijn tocht, De drukte van de dag even laat gaan, Tasten mijn handen in de lucht, Alsof ze meedansen in een voorstelling Van opkomende sneeuwvlokken, Al dwarrelend omlaag. Terwijl mijn handen speels de koude omarmen, Is het mijn blik die, bevroren, staart. Het komt, denk ik, spontaan— De dag van vandaag Of met de morgenzon. Het is net als de omwentelingen van de natuur, Met nu opkomende kou. Is niet het denken bevroren, Net als de grond waar ik op loop. Een verhelderd besef laat zich tonen, Verfrissend, alsof het net uit een ijsbad komt. Het zal komen—de dood. En als ik ooit de wereld zal verlaten, Zal ik het nog meemaken? De koude overal. Is er nog een veranderd landschap, Met een opkomend leven, Een warmte die zich weer een beetje laat zien, Tot het een zomers spektakel wordt— Een oneindig feest, Met soms een verv