Een nieuwe dag tegemoet.
Een nieuwe dag tegemoet. Schemerlicht verkleurt de kleine kamer waar ik me in bevind, met een deken van stilte, geweven met onzichtbare draden van veiligheid, zo heel alleen. Maar in een donker hoekje, starend door het ene raam, zijn het de fonkelende sterren overal — een eindeloze pracht — die mij stiller doen worden, in een eindeloos kijken. Welke gevoelens ontlokt, als ik zachtjes mijn handen open, en oneindige sterrenpracht zie opbloeien uit de palmen van mijn hand? Net als die vele sterren die dansen ver boven mij in de lucht, is het net alsof ik de kosmos even dragen mag. Starend in de verte, draag ik niet de oneindigheid van al het wonder, maar iets heel kleins: mijn eigen hart in mijn handen. En als de schemering meer van zich laat zien, het licht de kamer verder binnentreedt waar ik even alleen verbleef, komt met het opkomende licht, samen met een mystiek geluid — heel zachtjes, bijna niet te horen, maar steeds krachtiger wordend — en in extase gevonden, door het w