Onze levensreis
Onze levensreis Langzame stappen weerklinken in de ruimte. Een vertrek, jij noemt het een huis? In de verte zie ik je daar, zo alleen, heel klein op de vloer, bijna verdwenen onder het puin. Waar je als een kind mee probeert te spelen, maar het eigenlijk niet begrijpt. Hulpeloosheid straalt uit je ogen, alsof een dromer is ontwaakt. Ondanks het duistere vertrek zie ik licht, weerspiegeld in je ogen, door de vele lagen stof heen. En de tranen, die bijna verhard aanwezig zijn, in steeds diepere rimpels, overal. Ik kan wegkijken, mijn eigen reis vervolgen. Maar het is het kleine weerschijnsel van het licht dat me raakt, dieper dan ik daarnet nog had kunnen bedenken. Met het naderen van jouw veilige verblijf zie ik alleen een gevangenis, gebouwd door je eigen hart. Als mijn hand naar je nadert, zie ik niet alleen de hulpeloosheid, maar ook een klein beetje hoop, die met verse tranen alle korsten doet smelten. Alsof de ankers in je hart langzaam oplossen, til ik je dicht tegen me aan. L